De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 8 augustus 2025, dat het hof de ISV ten onrechte heeft gematigd van € 500 naar € 50. De Hoge Raad doet de zaak op dit punt zelf af.

X komt in beroep tegen een WOZ-beschikking. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep ongegrond. X krijgt wel een immateriëleschadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding op basis van wegingsfactor 0,25 vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het griffierecht heeft de rechtbank niet laten vergoeden. In hoger beroep zijn onder andere deze vergoedingen in geschil. Hof Amsterdam verklaart zowel het principale hoger beroep van X wat betreft het griffierecht als het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar wat betreft de immateriëleschadevergoeding gegrond. Aangezien X voorafgaand aan HR 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, V-N 2024/28.22 om een immateriëleschadevergoeding heeft gevraagd en de redelijke termijn toen al was overschreden heeft X recht op vergoeding van het door de rechtbank geheven griffierecht. De hoogte van de immateriëleschadevergoeding wordt gematigd van € 500 naar € 50. De zaak is inhoudelijk eenvoudig en heeft een gering financieel belang. Ook heeft de beschikking een korte geldigheidsduur en is er geen kostenrisico voor X vanwege de no-cure-no-pay-constructie. De grieven van X over de hoogte van de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding en de formele en materiële WOZ-grieven falen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 8 augustus 2025 (24/04693, ECLI:NL:HR:2025:1122, V-N 2025/35.23), dat het hof de ISV ten onrechte heeft gematigd van € 500 naar € 50. De Hoge Raad doet de zaak op dit punt zelf af. Verder houdt de Hoge Raad de beslissing over de proceskostenvergoeding aan om X in de gelegenheid te stellen om nadere gegevens te verstrekken. Pas dan kan worden beoordeeld of X als ‘bijzonder geval’ buiten de werkingssfeer van de Wet herwaardering proceskostenvergoeding WOZ en BPM valt (HR 17 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:46, BNB 2025/41, V-N 2025/5.27).

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 6

Wet waardering onroerende zaken artikel 17

Wet waardering onroerende zaken artikel 40

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.91

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.94

Wet waardering onroerende zaken artikel 30A

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75

Algemene wet bestuursrecht artikel 8.108

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 15 december

Informatiesoort: VN Vandaag

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen