Voor vermogen dat op dat tijdstip al onderdeel is van het box 3-vermogen van een belastingplichtige blijft de oude systematiek gelden.
In box 3 geldt nu een vrijstelling voor kortlopende termijnen, zoals lopende rentetermijnen van een bankrekening, een spaarrekening of een obligatie. Een recht om bijvoorbeeld op 1 februari rente te ontvangen, heeft op de peildatum van 1 januari al een bepaalde waarde. Vanwege de vrijstelling voor kortlopende termijnen wordt er op 1 januari geen rekening te houden met deze waarde. Om het lek te dichten, wil het kabinet de vrijstelling voor kortlopende termijnen niet meer toepassen in de tegenbewijsregeling voor box 3. De aangegroeide rente van obligaties is dan niet meer vrijgesteld. Alleen voor banktegoeden blijft de vrijstelling voor kortlopende termijnen wel van toepassing, omdat dit bij banktegoeden geen belastingontwijkingsmogelijkheden geeft. Daarnaast komt voor de tegenbewijsregeling ook de regel te vervallen die regelt dat obligaties en andere effecten met kortlopende termijnen worden gewaardeerd op de slotnotering op de laatste beursdag van het kalenderjaar. Deze notering is namelijk exclusief aangegroeide rente. Door deze regel te laten vervallen, moeten obligaties worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer.
De aanpassingen voor het dichten van het lek gelden alleen voor de tegenbewijsregeling en niet voor het bepalen van het forfaitaire rendement in box 3, omdat daar dit lek niet speelt.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.27
Wet inkomstenbelasting 2001 5.26
Wet inkomstenbelasting 2001 5.12
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 27 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief