Een flexwoning kwalificeert als een ‘gebouw’ in de zin van art. 3.30a Wet IB 2001. De afschrijvingsbeperking van dat artikel is daarom van toepassing. Dat is het standpunt van de Kennisgroep winstbepaling.

Woningcorporaties investeren de laatste jaren steeds vaker in flexwoningen. Flexwoningen zijn verplaatsbare woningen, die gedurende een periode van ten minste tien jaar op een bepaalde locatie staan en zijn bestemd voor de (sociale) verhuur. Na afloop van de tienjaarsperiode kunnen de flexwoningen op een andere locatie worden geplaatst en opnieuw in gebruik worden genomen tot het einde van de (technische) levensduur. De technische levensduur van de flexwoningen bedraagt gemiddeld veertig jaar. Flexwoningen worden geplaatst/bevestigd op stelconplaten (fundering) en aangesloten op nutsvoorzieningen. Het demonteren en verplaatsen van flexwoningen is relatief eenvoudig en in tijd beperkt.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.30A

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 8

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 20 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

172

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen