Groepsvorderingen ten dienste van een door een groep gezamenlijk gedreven onderneming kwalificeren niet als een belegging in de zin van art. 20a lid 4 en 6 Wet VPB 1969. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep bijzondere winstbepalingen VPB.

X BV is een houdstervennootschap en heeft twee 100%-dochtermaatschappijen. De groep drijft gezamenlijk een onderneming. X BV vervult een wezenlijke functie voor de groep en heeft leningen aan de dochters verstrekt ter financiering van de ondernemingsactiviteiten van de groep. In jaar Y worden alle aandelen van de groep verkocht aan een derde, waardoor sprake is van een wijziging van het uiteindelijke belang in de zin van art. 20a lid 1 Wet VPB 1969. X BV beschikt over verrekenbare verliezen. Verrekening van verliezen uit de periode voor de belangwijziging met winsten na de belangwijziging is dan slechts mogelijk als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, zoals de beleggingstoets. Omdat de leningen zijn verstrekt ten dienste van de ondernemingsactiviteiten van de groep, vormen de groepsvorderingen geen belegging voor de toepassing van art. 20a leden 4 en 6 Wet VPB 1969.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20a

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 14 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen