Zowel de aandelen die een erfgenaam rechtstreeks uit een nalatenschap ontvangt als de aandelen die de erfgenaam bij de verdeling van de nalatenschap ontvangt, zijn krachtens erfrecht verkregen aanmerkelijkbelangaandelen waarop art. 4.12a Wet IB 2001 kan worden toegepast. Dat is te lezen in het standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.

C en D zijn ieder voor 50% erfgenaam van X. In 2022 is bij X ter zake van de overgang krachtens erfrecht van zijn aandelen X BV, een vervreemdingsvoordeel van € 1000 als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Bij de verdeling van de nalatenschap van X ontvangt C alle aandelen van X BV. Direct na de verdeling in 2023 keert X BV een bedrag van € 1000 als dividend uit aan C. C verzoekt om toepassing van artikel 4.12a Wet IB 2001 voor het volledige bedrag van de dividenduitkering. Voor de vraag tot welk bedrag C van de faciliteit van artikel 4.12a Wet IB 2001 gebruik kan maken, is bepalend de mate waarin de aanmerkelijkbelangaandelen krachtens erfrecht zijn verkregen. Daarvoor is in het algemeen niet enkel het erfdeel bepalend, maar ook wat bij de verdeling van de nalatenschap wordt verkregen. C kan de dividenduitkering onbelast ontvangen, concludeert de kennisgroep met verwijzing naar HR 2 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC4861, V-N 1992/336,18.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.17b

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12a

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 19 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

29

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen