Een verzoek om teruggaaf van dividendbelasting is tijdig gedaan wanneer op het moment van uitkeren niet is ingehouden, maar op een later moment alsnog aangifte is gedaan en de verschuldigde dividendbelasting is afgedragen. Dat standpunt neemt de Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting in naar aanleiding van de volgende casus.

X BV keert in 2020 dividend uit aan haar aandeelhouder in de Verenigde Staten (VS). X BV houdt geen dividendbelasting in op die uitkering. In 2023 constateert X BV dat dividendbelasting had moeten worden ingehouden en afgedragen. Daarop draagt zij de verschuldigde dividendbelasting af en dient zij een aangifte dividendbelasting in. Vervolgens verzoekt X BV in 2024 namens de aandeelhouder om teruggaaf van de dividendbelasting op grond van het belastingverdrag met de VS. Volgens dit verdrag moet een dergelijk verzoek worden ingediend binnen drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven. Aan de Kennisgroep wordt de vraag voorgelegd of het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting in 2024 tijdig is gedaan.

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 3

Wet op de dividendbelasting 1965 7

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 34

[Nieuwsbron]

Rubriek: Dividendbelasting, Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 15 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen