Een BV actief op het gebied van de mestdistributie, kan een herinvesteringsreserve vormen voor de ontvangen vergoeding voor onbenutte stikstofpositieruimte. Dat is het standpunt van de Kennisgroep winstbepaling. De reserve kan niet op de nieuwbouw die wordt gepleegd voor nieuwe minder belastende activiteiten, worden afgeboekt omdat het niet dezelfde economische functie heeft als het vervreemde bedrijfsmiddel.

In de omgevingsvergunning van X BV is opgenomen hoeveel stikstof zij mag uitstoten op een locatie in een bepaald gebied. In bepaalde gevallen is het mogelijk om de stikstofdepositie extern te salderen. Hiervan is sprake als de stikstofdepositieruimte van de één benut wordt door een ander.

Doordat de uitstoot van stikstof door X BV daalt door de wijziging van de activiteiten ontstaat bij X BV onbenutte stikstofdepositieruimte. X BV sluit een overeenkomst met Y BV, die vervolgens de onbenutte stikstofdepositieruimte benut. X BV wil de ontvangen vergoeding toevoegen aan de herinvesteringsreserve en vervolgens afboeken op de nieuwbouw.

Volgens de kennisgroep is de stikstofruimte een zelfstandig bedrijfsmiddel voor zowel de koper als de verkoper, maar dat het niet mogelijk is hierop af te schrijven, omdat geen sprake is van tijdelijkheid. De omgevingsvergunning waaruit de stikstofdepositieruimte blijkt, kent namelijk geen einddatum. Omdat de vergoeding een opbrengst is van een zelfstandig bedrijfsmiddel kan wel een herinvesteringsreserve worden gevormd indien een voornemen bestaat tot herinvesteren.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.54

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingen van lagere overheden, Natuurbeschermingsrecht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 22 december

Informatiesoort: VN Vandaag

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen