Aanspraak op periodieke uitkeringen opgenomen in een legaat wordt bij de legataris gerekend tot de grondslag van de box 3-heffing. Bij de erfgenaam zijn deze periodieke uitkeringen niet aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting.

Erflater heeft een testament opgesteld en de enige erfgenaam is zijn kind. Zijn partner, waarmee hij ongehuwd samenwoonde en die niet de moeder van zijn kind is, krijgt een legaat toegekend op grond waarvan zij jaarlijks een bedrag van € 20.000, tot een maximum van € 400.000, ontvangt. Omdat de periodieke uitkeringen voortkomen uit een testament is bij de erfgenaam sprake van een tegenprestatie. De periodieke uitkeringen kwalificeren daardoor niet als aangewezen periodieke uitkeringen als bedoeld in art. 3.101 Wet IB 2001. Verder drukken de periodieke uitkeringen niet op de erfgenaam en is geen sprake van een onderhoudsverplichting. Er is dus geen sprake van een persoonsgebonden aftrekpost. Indien de periodieke uitkeringen als een testamentaire last zijn nagelaten, brengt dit geen verschil in deze conclusies over de belastbaarheid en aftrekbaarheid.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.101

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.1

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.3

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 6.4

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 18 september

Informatiesoort: VN Vandaag

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen