Het aanbieden van een cadeaubonnenprogramma door de dochtermaatschappij van een FBI in een door haar verhuurd winkelcentrum, vormen bijkomstige werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met beleggingen in vastgoed. Deze specifieke werkzaamheden worden niet genoemd in de parlementaire geschiedenis, maar wijken niet dermate af van de daar genoemde voorbeelden dat op basis van doel en strekking afgeweken moet worden van de letter van de wet. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep bijzondere winstbepalingen VPB.

X NV is een beleggingsfonds dat opteert voor het regime voor fiscale beleggingsinstellingen. Haar dochtermaatschappijen verhuren of ontwikkelen in het buitenland gelegen winkelcentra. Een van de dochtermaatschappijen, Y, verkoopt daarnaast cadeaubonnen met winkeltegoed aan bezoekers van het door haar verhuurde winkelcentrum. Dit levert een indirecte opbrengst op die bestaat uit het aantrekkelijker worden van het winkelcentrum voor de huurders en de mogelijkheid die dit biedt om een hogere huur te bedingen. Met het cadeaubonnenprogramma wordt aldus voldaan aan het vereiste van art. 28 lid 3 onderdeel e Wet VPB 1969: ‘het verrichten van bijkomstige werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met beleggingen in vastgoed’.

Wetingang:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 artikel 28

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 11 december

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen