Een sekswerker die bijvoorbeeld kan worden aangemerkt als ondernemer in de zin van de Wet IB 2001 werkt niet in fictieve dienstbetrekking, ongeacht of de exploitant het voorwaardenpakket van art. 2.2 Uitv.reg. LB 2011 toepast. Dat blijkt uit een standpunt van de Kennisgroep loonheffing algemeen.

Verder is het binnen de huidige fiscale wet- en regelgeving mogelijk voor een exploitant om naast een aantal sekswerkers die via het voorwaardenpakket werken tegelijkertijd een overeenkomst aan te gaan met:

  • •.

    sekswerkers die in echte dienstbetrekking werken;

  • •.

    sekswerkers die enkel een kamer huren bij de exploitant om hun werkzaamheden te verrichten waar de exploitant verder in het geheel geen bemoeienis heeft;

  • •.

    sekswerkers die als ondernemer binnen een escortbedrijf (exploitant) werken;

  • •.

    sekswerkers die als ondernemer binnen privéhuizen/bordelen werken.

Er geldt een fictieve dienstbetrekking voor sekswerkers in het geval zij niet in een echte dienstbetrekking werkzaam zijn. Er is echter geen sprake van een fictieve dienstbetrekking als aan de voorwaarden van art 2.2 Uitv.reg LB 2011 wordt voldaan. Een van de voorwaarden is dat de zogenoemde opting-in regeling van art. 2g Uitv.besl. LB 1965 wordt toegepast.

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2g

Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 2.2

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 2ca

Wet op de loonbelasting 1964 4

[Nieuwsbron]

Rubriek: Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 6 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

29

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen