Er kunnen zich twee varianten voordoen. Variant A: Het aandeel en de verplichting tot teruglevering worden afgewikkeld in de resultaatsfeer. Deze variant kan zich na KG:204:2025:6 (V-N 2025/19.18.3) in beginsel niet meer voordoen. Variant B: Indien bij de verkrijging van de aandelen geen rekening is gehouden met de bad leaververplichting, blijft deze verplichting in de loonsfeer. Bij de afwikkeling van de lucratiefbelangpositie kan daarmee dan ook geen rekening worden gehouden, het raakt de resultaatsfeer niet. Eerst na afwikkeling van de lucratiefbelangpositie kan het verlies in aanmerking worden genomen in de loonsfeer.

De casus betreft X die in dienst is bij Z BV. X houdt aandelen in Z BV die voor hem een lucratief belang vormen. X heeft de aandelen in jaar 1 verworven voor een bedrag van nihil. De aandelen hebben bij toekenning een waarde in het economische verkeer (WEV) van € 100. Met de werkgever zijn onder andere een zgn. ‘good-leaver’- en een ‘bad-leaver’ bepaling overeengekomen. Indien X als ‘bad leaver’ wordt aangemerkt, is hij verplicht om de aandelen Z aan zijn werkgever te koop aan te bieden tegen een vooraf bepaalde prijs die lager is dan de op dat moment geldende WEV. X wordt in jaar 4 als ‘bad leaver’ aangemerkt en treedt uit dienst van Z BV. Hij is verplicht om de aandelen aan zijn werkgever te koop aan te bieden tegen een prijs van € 500 en voor deze prijs worden de aandelen vervolgens ook afgenomen. De WEV van de aandelen is op dat moment € 800.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.22

Wet inkomstenbelasting 2001 3.95b

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92b

[Nieuwsbron]