Voor een huurdersinvestering gedaan in een gebouw zonder fiscale boekwaarde moeten afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen conform art. 3.30a lid 7 Wet IB 2001 nu belastingplichtige en de gemeente verbonden lichamen zijn. Bij het ontbreken van een fiscale boekwaarde dient volgens de Kennisgroep winstbepaling een fiscale boekwaarde bepaald te worden alsof het verhuurde vermogensbestanddeel vanaf het moment van verkrijging tot de fiscale sfeer van de verhuurder heeft behoord.

Gemeente Y is enig aandeelhouder van X BV en eigenaar van een zwembadgebouw. Y verhuurt dit gebouw aan X BV. Omdat Y geen onderneming drijft is zij niet VPB-plichtig. Daarom heeft Y geen fiscale boekwaarde voor het gebouw vastgesteld. Wel is Y een verbonden lichaam. X BV investeert in het gebouw en heeft deze investering op haar fiscale balans opgenomen. In haar aangifte heeft X BV rekening gehouden met afschrijvingslasten op de door haar gedane investering. Voor de toepassing van art. 3.30a Wet IB 2001 is de fiscale boekwaarde het vertrekpunt om uiteindelijk op grond van lid 7 te kunnen bepalen of X BV fiscaal kan afschrijven op de huurdersinvestering. De bodemwaarde is in deze casus vastgesteld op 100% van de WOZ-waarde. De vraag is of, en zo ja, hoe de afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen indien de huurdersinvestering is gedaan in een gebouw zonder fiscale boekwaarde dat in eigendom is bij een niet- belastingplichtig lichaam.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.30

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 28 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen