Dit zijn beide civiele pensioenbepalingen waarvoor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verantwoordelijk is. Fiscaal zijn deze civiele voorwaarden ook relevant, omdat het fiscale overgangsrecht van art. 38r Wet LB 1964 hiernaar verwijst. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen heeft nagevraagd bij SZW hoe deze civiele pensioenbepalingen moeten worden uitgelegd in de drie situaties van de vraag. Fiscaal volgt de Belastingdienst deze uitleg van de betreffende civiele pensioenbepalingen.
- Er is sprake van een premieregeling met een basisdeel voor alle deelnemende werknemers (deelnemers) op basis van een vlakke, leeftijdsonafhankelijke premie en een vrijwillig bijspaardeel op basis van een progressieve premiestaffel. Beide delen zijn ondergebracht bij dezelfde pensioenuitvoerder.
- Er is sprake van een pensioenregeling met een basisdeel waarin pensioen wordt opgebouwd tot aan een maximum salaris en een excedentdeel waarin pensioen wordt opgebouwd vanaf het maximum salaris van het basisdeel. Het basisdeel wordt uitgevoerd door een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) en kent een vlakke leeftijdsonafhankelijke premie. Het excedentdeel wordt uitgevoerd door een verzekeraar en kent een progressieve premie.
- Er is sprake van een pensioenregeling op basis van progressieve premies. Op de dag voordat voor nieuwe deelnemers een WTP-pensioenregeling met een vlakke, leeftijdsonafhankelijke premie wordt ingevoerd, zit een werknemer nog in de wachttijd (heeft de minimale toetredingsleeftijd nog niet bereikt) of drempelperiode van de pensioenregeling met progressieve premies.
Wetingang:
Wet op de loonbelasting 1964 artikel 38R
Rubriek: Loonbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 2 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag