Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aan het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 14 april 2020, 2020-6767, Stcrt. 2020, 22293, V-N 2020/19.3 het vertrouwen mocht ontlenen dat zij onbelaste reiskostenvergoedingen mocht blijven betalen aan werknemers die niet vóór 13 maart 2020 voor uitruil hadden geopteerd.

X, een gemeente, biedt aan haar werknemers de mogelijkheid om in het kader van een cafetariaregeling IKB-budget uit te ruilen tegen een onbelaste reiskostenvergoeding. Corona breekt uit. In verband daarmee wordt het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 14 april 2020, 2020-6767, Stcrt. 2020, 22293, V-N 2020/19.3 gepubliceerd. In dit besluit staat een goedkeuring op basis waarvan een werkgever een reeds afgesproken en in het jaar 2020 lopende vaste reiskostenvergoeding gedurende de looptijd van het besluit onveranderd onbelast mag laten doorlopen als het reispatroon van de werknemer door de maatregelen rondom het coronavirus is gewijzigd. Voor de goedkeuring is vereist dat vóór 13 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht bestaat op een onbelaste reiskostenvergoeding. Een aantal werknemers van X hebben niet vóór 13 maart 2020 verklaard dat zij van de uitruil gebruik willen maken. Zij hebben ook minder dan (een evenredig parttimedeel van) 128 dagen naar hun vaste werkplek gereisd. X heeft vanwege de onbelaste reiskostenvergoedingen aan deze werknemers over het tijdvak januari 2021 op aangifte loonheffingen een bedrag van € 313.879 aan eindheffing afgedragen. X gaat in bezwaar en (hoger) beroep tegen deze afdracht. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van  X gegrond en verleent een teruggaaf van € 313.879. De inspecteur gaat in hoger beroep. In hoger beroep is in geschil of de goedkeuring uit het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 14 april 2020 van toepassing is op de afdrachten van X.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aan het Besluit noodmaatregelen coronacrisis van 14 april 2020, 2020-6767, Stcrt. 2020,2 2293, V-N 2020/19.3 het vertrouwen mocht ontlenen dat zij onbelaste reiskostenvergoedingen mocht blijven betalen aan werknemers die niet vóór 13 maart 2020 voor de uitruil hadden geopteerd. Volgens het hof is de in het besluit opgenomen goedkeuring bedoeld om op 12 maart 2020 reeds ‘lopende’ vaste reiskostenvergoedingen niet te hoeven aanpassen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Aan een bericht van een medewerker van de Belastingdienst jegens een andere gemeente kan X geen vertrouwen ontlenen, reeds omdat deze is gedaan jegens een andere inhoudingsplichtige. Ook uit gepubliceerde antwoorden op het Forum Salaris kan volgens het hof geen andere uitleg van het besluit worden ontleend. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel faalt omdat het besluit geen willekeurig onderscheid maakt door alleen vóór 13 maart 2020 toegekende reiskostenvergoedingen onder de goedkeuring te begrijpen. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Loonbelasting, Belastingrecht algemeen

Editie: 16 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

12

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen