X BV koopt begin 2019 een kantoorgebouw. Zij laat het pand ingrijpend verbouwen tot 52 appartementen. X BV verhuurt de appartementen vanaf het vierde kwartaal 2020. Daarvan zijn 28 appartementen ongemeubileerd. De overige 24 appartementen verhuurt X BV eerst gemeubileerd voor korte perioden van drie tot vijf maanden. In de huurovereenkomst is vastgelegd dat de appartementen gemeubileerd zijn, en dat is voorzien in nutsvoorzieningen. De huurders zijn veelal op zoek naar meer permanente bewoning. Een aantal huurders heeft zich ingeschreven in het BRP. Na de eerste kortdurende verhuur, biedt X BV aan de opvolgende huurders contracten aan voor langer dan zes maanden. X BV trekt 49,27% van de BTW op de verbouwingskosten af en voldoet 9% BTW over de omzet uit de kortdurende verhuur. In geschil is of de eerste verhuur van de gemeubileerde appartementen inderdaad onder de short stay-uitzondering valt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat dat de eerste kortdurende verhuur van 24 gemeubileerde appartementen in concurrentie treedt met hotelbedrijven, waardoor de short stay-uitzondering van toepassing is. X BV heeft terecht 49,27% van de BTW op de verbouwingskosten in aftrek heeft gebracht. De gemeubileerde appartementen zijn toegerust om daarin kort te verblijven zonder dat de tijdelijke bewoner is belast met de zorg voor de inventaris. Een verblijf van drie tot vijf maanden voldoet aan de eis dat slechts voor een korte periode verblijf wordt gehouden. Hierbij is niet van belang of de huurder het centrum van het maatschappelijk leven tijdelijk heeft verplaatst naar het gehuurde appartement. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11