X verleent in 2021 op basis van een SVB-modelovereenkomst 5,5 uur per week huishoudelijke hulp aan haar moeder en ontvangt hiervoor een vergoeding uit het pgb. In de aangifte IB/PVV en Zvw 2021 neemt zij resultaat uit overige werkzaamheden van € 4320 op en trekt daarop € 11.705 aan kosten af, waaronder diverse onkosten. Naar aanleiding van een informatieverzoek motiveert X slechts € 4609 van de opgevoerde kosten, waaronder telefoon, parkeergelden, brandstof, energie, boodschappen en etentjes. Zij geeft aan dat deze mede betrekking hebben op mantelzorg. De inspecteur accepteert uiteindelijk alleen € 120 telefoonkosten en € 139 reiskosten. X stelt beroep in tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de hogere aftrekposten onvoldoende met objectieve bewijsstukken onderbouwt. De inspecteur staat terecht de beperkte aftrek van de kosten toe. De afstand tussen de woning van X en het woonadres haar moeder, waar de zorg dan zou worden verleend, bedraagt 900 meter. Gelet hierop acht de rechtbank het door de inspecteur al in aftrek toegestane bedrag van € 139 aan reiskosten niet te laag. Het belastbaar inkomen uit werk en woning en daarmee het bijdrage-inkomen voor de Zvw is juist vastgesteld. De beroepen zijn ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.95
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 29 september
Informatiesoort: VN Vandaag