X heeft in 2003 ten behoeve van haar eigen woning een doorlopend krediet afgesloten en brengt de betaalde rente in haar aangifte IB 2017 in aftrek. Op 2 januari 2017 heeft X wegens beëindiging van haar dienstbetrekking een transitievergoeding ontvangen van haar voormalige werkgever van € 235.765. X heeft in haar aangifte over 2017 een negatief resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven van € 992. Deze post was opgebouwd uit vervoers-, lunch- en kantoorkosten. X stelt dat zij deze kosten heeft gemaakt ter verkrijging van werk en deze kosten in mindering dienen te komen op haar inkomen dan wel dienen te worden gesaldeerd met de transitievergoeding. Bij de behandeling van de aangifte verzoekt de inspecteur om informatie omtrent de besteding van het doorlopend krediet, wijkt vervolgens af van de aangifte en neemt het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden niet in aanmerking.
Hof Amsterdam (V-N 2023/45.1.1) oordeelt dat het negatief resultaat uit overige werkzaamheden niet in aanmerking kan worden genomen, ook niet door middel van saldering met de transitievergoeding. X' beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt evenmin. Voorts oordeelt het hof dat het verzoek van de inspecteur om informatie te verstrekken ter zake van de besteding van het doorlopend krediet, niet onredelijk was. Het hof bevestigt de rechtbankuitspraak. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.123
Wet inkomstenbelasting 2001 3.80
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90