Hof Amsterdam oordeelt dat (i) het deel van de Regeling Wfsv dat tijdsevenredige herrekening van het premie-inkomen bij overlijden uitsluit, niet in strijd is met internationale verdragsbepalingen en (ii) geen aanleiding bestaat om de Regeling Wfsv voor dat deel onverbindend te verklaren. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X overlijdt in 2017. In dat jaar was hij (ook) in het buitenland werkzaam en op grond van een A1-verklaring onderworpen aan de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving. De aanslag IB/PVV 2017 is overeenkomstig de door zijn erven ingediende aangifte opgelegd, waarbij het premie-inkomen is vastgesteld op het voor 2017 geldende maximum van € 33.791. De premieplicht voor de volksverzekeringen is beperkt tot de periode van 1 januari-18 juni 2017. Bij verzoek om ambtshalve vermindering verzoeken de erven om een tijdsevenredige herleiding van het premie-inkomen in het kader van het overlijden. De inspecteur wijst dat verzoek af. Rechtbank Noord-Holland verklaart het daartegen ingestelde beroep ongegrond. In geschil is of het premie-inkomen tijdsevenredig moet worden herrekend.

Hof Amsterdam (V-N 2023/51.1.2) oordeelt dat (i) het deel van de Regeling Wfsv dat tijdsevenredige herrekening van het premie-inkomen bij overlijden uitsluit, niet in strijd is met internationale verdragsbepalingen en (ii) er geen aanleiding bestaat om de Regeling Wfsv voor dat deel onverbindend te verklaren. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever heeft beoogd het premie-inkomen niet te herleiden, tenzij het noodzakelijk wordt geacht daarop een uitzondering te maken. De regeling voor tijdsevenredige herleiding bestaat met name voor personen die te maken kunnen krijgen met een overschrijding van het maximale premie-inkomen, doordat zij in de loop van het kalenderjaar migreren. X' situatie is anders dan die van een migrerende werknemer. De vergelijking met de migrerende werknemer gaat immers alleen op, indien die werknemer blijft onderworpen aan de Nederlandse socialeverzekeringswetgeving en gedurende het jaar overlijdt. In dat geval zou die werknemer hetzelfde worden behandeld als X, zodat X geen slechtere behandeling ten deel valt. Het hof verklaart het beroep ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Regeling Wfsv artikel 2.5

Wet financiering sociale verzekeringen artikel 8

Wet financiering sociale verzekeringen artikel 13

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 1

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden artikel 14

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie artikel 45

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Premieheffing, Europees belastingrecht

Editie: 17 september

Informatiesoort: VN Vandaag

157

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen