Verdachte X is getrouwd geweest met de heer Y, die als eenmanszaak een ICT-onderneming exploiteert. Y heeft in 2018 tot en met 2022 inkomsten genoten, die niet zijn verantwoord in de IB- en BTW-sfeer. De betreffende onjuiste aangiften zijn met de DigiD van Y steeds ingediend door X. De overheid is in totaal € 285.278 aan belasting misgelopen. Volgens de officier van justitie kan geen strafrechtelijke betrokkenheid van Y worden vastgesteld, zodat X hem de onjuiste aangiften heeft 'doen plegen' (art. 69 AWR).
Rechtbank Amsterdam oordeelt dat art. 69 AWR een kwaliteitsdelict is, zodat alleen degene die verplicht is aangifte te doen dit feit kan plegen. X is ook niet de wettelijke vertegenwoordiger van Y. In art. 42 tot en met 44 AWR is dit enkel geregeld voor lichamen, minderjarigen, onder curatele of bewind gestelde personen, personen die failliet zijn verklaard, in de schuldsaneringsregeling zitten of zijn overleden. X is in het licht van de definitie van ‘doen pleger’ niet degene die Y heeft aangezet om de onjuiste aangiften in te dienen. X heeft zich wel schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door de onjuiste aangiften in te dienen. X krijgt daarom een voorwaardelijke celstraf van 8 maanden en een boete van € 1000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 44
Algemene wet inzake rijksbelastingen 43
Algemene wet inzake rijksbelastingen 42
Algemene wet inzake rijksbelastingen 69
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Rubriek: Strafrecht, Belastingrecht algemeen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag