Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X misbruik maakt van procesrecht door herhaaldelijk dezelfde stellingen aan te voeren. De rechtbank veroordeelt X tot vergoeding van de reiskosten van de inspecteur.
X geniet in 2021 en 2022 een AOW-uitkering van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en een pensioenuitkering van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). De SVB heeft geen loonheffing ingehouden op de AOW-uitkering, terwijl PFZW wel loonheffing heeft ingehouden op de pensioenuitkering. X heeft in zijn aangifte IB/PVV hogere bedragen aan ingehouden loonheffing aangegeven dan door de SVB en PFZW gerenseigneerd. De inspecteur verklaart de bezwaren van X ongegrond en corrigeert de aangegeven ingehouden loonheffing. X gaat in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen de ingehouden loonheffing niet tot te lage bedragen in aanmerking heeft genomen. De rechtbank stelt vast dat de bedragen aansluiten bij de van de SVB en PFZW ontvangen informatie. X heeft dezelfde stellingen aangevoerd in eerdere gerechtelijke procedures, waarbij diverse instanties, waaronder de Hoge Raad op 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:99, V-N Vandaag 2018/192, hebben geoordeeld dat deze stellingen geen verlaging van de aanslagen rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden. De beroepen van X zijn ongegrond. De rechtbank veroordeelt X tot vergoeding van de reiskosten van de inspecteur vanwege misbruik van procesrecht.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 1
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 2 juni
Informatiesoort: VN Vandaag