Mevrouw X is vanaf augustus 2006 bestuurder van A bv. Vanaf september 2006 is X enig bestuurder. A bv is in 2005 opgericht door de partner (C) van de zoon van X, de heer B. A bv doet over de maanden april 2005 tot en met januari 2007 btw-aangiften, waarin steeds om teruggaven wordt gevraagd. B is inmiddels strafrechtelijk veroordeeld voor het doen van deze valse aangiften. De enige activiteit van A bv bestond uit het uitreiken en het ontvangen van valse facturen. De betrokken vennootschappen werden beheerst door B. In geschil is of X door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van A bv. Rechtbank Arnhem stelt de ontvanger in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat het ontbreken van een boekhouding en klantenbestand, terwijl door B fiscaal wel grote omzetten werden geboekt, aanleiding voor X had moeten zijn om een onderzoek in te stellen. Mede aangezien de betalingsonmacht niet tijdig is gemeld, is het niet betalen van de belastingschulden dus het gevolg van aan X te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het maakt niet uit dat naheffingsaanslagen nog niet onherroepelijk vast staan. A bv heeft namelijk nooit gereageerd op verzoeken van de ontvanger om de transacties te onderbouwen. Het beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Hof Arnhem