Hof Amsterdam oordeelt dat de navorderingsmogelijkheid van art. 18a AWR mede ziet op het geval dat een beschikking ex. art. 22 Wet WOZ is vervangen door een beschikking ex. art. 25 Wet WOZ.

Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een hotel dat op 1 januari 1997 nog in aanbouw is en op 1 januari 1998 gereed is voor gebruik. De gemeente legt aan X bv voor het nog in aanbouw zijnde pand een WOZ-beschikking op voor het tijdvak 1997-2000 met een waarde van ruim € 19 mln. Gebaseerd op deze waardebeschikking legt de gemeente met dagtekening 28 februari 1998 en 28 februari 1999 aanslagen OZB op. Met dagtekening 15 november 1999 stelt de gemeente bij beschikking een nieuwe waarde per peildatum 1 januari 1999 vast van ruim € 38,5 mln. maar deze beschikking heeft X bv nooit bereikt en dus geen rechtskracht gekregen. Met dagtekening 30 november 2001 heeft de gemeente aan X bv navorderingsaanslagen OZB 1999 en met dagtekening 31 december 2002 navorderingsaanslagen OZB 1998 opgelegd naar een grondslag van € 38,5 mln., zijnde de waarde na verbouwing. Bij beschikking ex. art. 25 Wet WOZ stelt de heffingsambtenaar met dagtekening 28 februari 2003 de WOZ-waarde vast op ruim € 38,5 mln., zijnde de waarde na verbouwing. Deze mutatiebeschikking heeft als ingangsdatum 1 januari 1998. Hof Amsterdam heeft het beroep tegen deze beschikking ongegrond verklaard. Hof Amsterdam vernietigt de navorderingsaanslagen van 30 november 2001 en 31 december 2002 omdat de mutatiebeschikking met de hogere waarde nog niet was vastgesteld toen de navorderingsaanslagen opgelegd werden. Met dagtekening 14 mei 2004 legt de gemeente vervolgens de in geschil zijnde navorderingsaanslagen OZB op over 1998 t/m 2000 (eigenarenbelasting) respectievelijk 1998 en 1999 (gebruikersbelasting). X bv stelt dat art. 18a AWR niet ziet op een mutatiebeschikking ex. art. 25 Wet WOZ.

Hof Amsterdam oordeelt dat de navorderingsmogelijkheid van art. 18a AWR mede ziet op het geval dat een beschikking ex. art. 22 Wet WOZ is vervangen door een beschikking ex. art. 25 Wet WOZ. Aan de bevoegdheid tot navordering van onroerendezaakbelasting op grond van art. 18a AWR staat volgens het hof niet in de weg dat de gemeente al eerder een navorderingsaanslag heeft opgelegd op basis van een niet rechtsgeldige waardebeschikking. Voor zover de ambtenaar, bedoeld in art. 1, tweede lid, Wet WOZ onbehoorlijk heeft gehandeld, kan dit niet worden toegerekend aan de heffingsambtenaar van dezelfde gemeente. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen