X woont sinds 2009 in Curaçao en ontvangt een invaliditeitspensioen van het ABP en een WAO-uitkering van het UWV. In 2020 ontvangt X naast het reguliere invaliditeitspensioen een nabetaling van het ABP en in 2021 een nabetaling van het UWV. De inspecteur rekent deze bedragen volledig toe aan het belastbare inkomen van respectievelijk 2020 en 2021, conform het kasstelsel. X stelt dat nabetalingen moeten worden belast in de jaren waarop deze zien en beroept zich daarnaast op het evenredigheidsbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor de nabetalingen van het invaliditeitspensioen en de WAO-uitkering het kasstelsel geldt. De nabetaling wordt ineens pas op het moment van daadwerkelijke uitbetaling in aanmerking genomen. De nabetaling van het invaliditeitspensioen wordt tot het inkomen uit werk en woning in 2020 gerekend. De nabetaling van de WAO-uitkering wordt als loon uit vroegere dienstbetrekking in 2021 in aanmerking genomen. De rechtbank wijst erop dat de wetgever bewust voor deze systematiek heeft gekozen en dat mogelijke nadelige gevolgen hiervan zijn meegewogen. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel faalt, omdat het financiële nadeel inherent is aan het kasstelsel. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.146
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Sociale zekerheid algemeen, Belastingen overzeese Rijksdelen, Loonbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag