Staatssecretaris Heijnen van Financiën heeft antwoord gegeven op nadere vragen van de vaste commissie van Financiën van de Eerste Kamer over het toekomstige stelsel van box 3.

De bewindsman schrijft dat het kabinet alles afwegende ervoor heeft gekozen om voor het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 (36748) in de basis te kiezen voor een vermogensaanwasbelasting en alleen voor beleggingen in startende ondernemingen en onroerende zaken een vermogenswinstbelasting te introduceren. Volgens de bewindsman zorgt een vermogenswinstbelasting voor het gehele box 3-vermogen voor een grotere economische verstoring dan een vermogensaanwasbelasting en biedt dat mogelijkheden tot fiscale planning vanwege de prikkel tot uitstel van belastingbetaling. Daarnaast heeft een volledige vermogenswinstbelasting nadelige gevolgen voor het doenvermogen van burgers en de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst. Ook is het vooraf invullen van gegevens minder eenvoudig bij een vermogenswinstbelasting dan bij een vermogensaanwasbelasting. Ten slotte zorgt een vermogenswinstbelasting voor het gehele box 3-vermogen in de eerste jaren voor een forse budgettaire derving.

In het stelsel op basis van werkelijk rendement waarvan het de bedoeling is dat het per 2028 in werking treedt, is geen sprake van een tegenbewijsregeling. Onder de Wet tegenbewijsregeling box 3 – die een tegenbewijsregeling introduceert voor het huidige forfaitaire stelsel – wel.

Het kabinet verwacht geen nadelige gevolgen voor het vestigingsklimaat van de gedeeltelijke vermogensaanwasbelasting.

Wetingang:

Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 5.1

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 6 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

75

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen