Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting terecht is opgelegd aan X BV vanwege het niet voldoen aan het voortzettingsvereiste na de staking van de varkenshouderij.
X BV is opgericht op 28 januari 2020 door Y, die zijn agrarische eenmanszaak inbracht in de BV. Bij de inbreng is een beroep gedaan op de inbrengvrijstelling in de overdrachtsbelasting. In 2021 besluit X BV deel te nemen aan de Subsidieregeling Sanering Varkenshouderijen en staakt de varkenshouderij. De financiële opbrengst van de beëindiging van de varkenshouderij wordt aangewend voor de huisvesting van een door een huurder geëxploiteerde zalmkwekerij en de uitbreiding van akkerbouwactiviteiten. De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op van € 75.600, omdat volgens hem niet wordt voldaan aan het voortzettingsvereiste. X BV stelt beroep in.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting terecht is opgelegd. De varkenshouderij was een zelfstandig deel van de ingebrachte onderneming en de staking daarvan leidt tot het niet voldoen aan het voortzettingsvereiste. De rechtbank verwerpt het standpunt van X BV dat de activiteiten met betrekking tot de zalmkwekerij als eigen ondernemersactiviteiten kunnen worden aangemerkt. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 11 juni
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Agro