A, de partner van belanghebbende, X, heeft een te verrekenen verlies uit AB uit 2011. Bij het doen van de IB-aangiften 2019 en 2020 verzoekt X om uitbetaling van de heffingskorting. De inspecteur voldoet aan dat verzoek. Vervolgens verzoekt A om de belastingkorting in verband met het AB-verlies toe te passen. Hierdoor wordt het inkomen van A lager vastgesteld en ook de heffingskorting en de verschuldigde IB. Voor X heeft dit tot gevolg dat zij over 2019 geen recht meer heeft op uitbetaling van de heffingskorting en over 2020 recht heeft op een lager bedrag aan heffingskorting dan is uitbetaald. De inspecteur legt daarom IB-navorderingsaanslagen op aan X. X is het daar niet mee eens.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de IB-navorderingsaanslagen terecht aan X heeft opgelegd in verband met het toepassen van de belastingkorting bij A. Het verzoek van A om de belastingkorting toe te passen is een voor de navordering vereist nieuwe feit. Omdat de hogere bedragen aan heffingskorting al aan X waren uitbetaald, heeft de inspecteur het verschil terecht nagevorderd. De nagevorderde bedragen zijn ook niet te hoog, omdat de uiteindelijk uitbetaalde heffingskortingen gelijk zijn aan de door A verschuldigde IB. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 27 juni
Informatiesoort: VN Vandaag