Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet kan navorderen met betrekking tot het pensioen van Nederduitser X. Daarbij acht het hof van belang dat Nederland in 2015 heeft geheven over de pensioenuitkering. Dat was tot 2016 alleen maar mogelijk als het pensioen publiekrechtelijk was opgebouwd.

X en zijn vrouw wonen in Duitsland en genieten een AOW-uitkering. X geniet daarnaast ook nog een ouderdomspensioen. Duitsland is heffingsbevoegd ten aanzien van de AOW-uitkeringen en Nederland ten aanzien van het ouderdomspensioen. X geeft in zijn IB-aangiften 2017-2019 de AOW-uitkeringen en het pensioen aan als in Nederland belastbaar. Hij claimt dat hij kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is en daarom recht heeft op aftrek voor de eigen woning, de zorgkosten en de heffingskortingen. De inspecteur volgt de aangifte. In 2022 deelt de inspecteur aan X mee dat hij geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Nu Duitsland bevoegd is belasting te heffen over de AOW, is het totale inkomen van X en zijn vrouw niet nagenoeg geheel in Nederland belast. De inspecteur legt daarom IB-navorderingsaanslagen op aan X. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van een gering inkomen in de zin van art. 21 Uitv. besl. IB 2001. Het gelijk is aan de inspecteur. In hoger beroep stelt X dat de inspecteur niet kan navorderen omdat een nieuw feit ontbreekt. De inspecteur is echter van mening dat de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid aanwezig is dat de aangiften juist zijn, omdat X meer dan € 15.000 aan pensioen en AOW uit Nederland ontvangt. De kans dat deze uitkeringen geheel aan Nederland ter heffing zijn toegewezen is dan ook zeer groot. De situatie van X waarin Nederland alleen over het publiekrechtelijk opgebouwde pensioen mag heffen, is volgens de inspecteur relatief uitzonderlijk.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet kan navorderen met betrekking tot het pensioen van Nederduitser X. Daarbij acht het hof van belang dat Nederland in 2015 heeft geheven over de pensioenuitkering. Dat was tot 2016 alleen maar mogelijk als het pensioen publiekrechtelijk was opgebouwd. De inspecteur had hieruit dan ook kunnen afleiden dat het pensioen in 2015 in Nederland belast was en het dus een publiekrechtelijk pensioen betrof. Daarnaast wijst het hof op een hoorverslag uit 2002 waaruit blijkt bij welke werkgever X zijn pensioen heeft opgebouwd. Dit was, in ieder geval gedeeltelijk, een publiekrechtelijk opgebouwd pensioen. De inspecteur beschikt dan niet over het vereiste nieuwe feit en het hof vernietigt de navorderingsaanslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis

Wet inkomstenbelasting 2001 7.8

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 20 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen