De Hoge Raad oordeelt dat de Centrale Raad van Beroep er terecht vanuit is gegaan dat geen rekening mag worden gehouden met nationale voorschriften die de verzekeringsplicht afhankelijk stellen van territoriale voorwaarden. Zoals bijvoorbeeld de woonplaats van X. X is niet verzekerd voor de AOW.

X is werkzaam voor het Zwitserse Y, een internationaal opererend maritiem bedrijf, en werkt op een zeeschip dat tot 30 september 2015 vaart onder Panamese vlag. Volgens de Belastingdienst is X over de periode 1 september 2007 - 30 september 2015 verzekerd en premieplichtig geweest voor de Nederlandse volksverzekeringen. Naar aanleiding van een verzoek van X beslist de SVB in 2019 dat X op grond van de hardheidsclausule van 1 mei 2010 - 30 september 2015 niet verzekerd is voor de volksverzekeringen. Naar aanleiding van een ander verzoek van X deelt de SVB hem in 2020 mee dat hij tot en met 15 april 2020 18% AOW-pensioen heeft opgebouwd. X is volgens de SVB in de periode 1 september 2007 - 31 maart 2019 namelijk niet verzekerd voor de volksverzekeringen. De SVB wijst daarbij op het verzoek van X uit 2019. X is echter van mening dat hij voor de periode 1 september 2007 - 30 september 2015 als verzekerd moet worden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de SVB X terecht niet verzekerd heeft geacht voor de AOW van 1 september 2007 - 30 september 2015. Voor de periode 1 september 2007 - 30 april 2010 is Nederland niet de bevoegde lidstaat. Dit blijkt uit EG-Verordening 1408/71 en de Kik-jurisprudentie van het Hof van Justitie EU. De Centrale Raad van Beroep overweegt daarbij dat bij de beantwoording van de vraag of de wetgeving van de vestigingsstaat van de werkgever al dan niet voorziet in de aansluiting van de werknemer bij een stelsel van sociale zekerheid, een daarin opgenomen woonplaatsvereiste naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep buiten beschouwing moet blijven. Voor de periode 1 mei 2010 - 30 september 2015 is Nederland volgens EG-Verordening 883/2004 wel de bevoegde lidstaat. Op grond van het besluit van de SVB uit 2019, waartegen X geen beroep heeft ingesteld, is X echter niet verzekerd voor de volksverzekeringen in die periode. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de Centrale Raad van Beroep er terecht vanuit is gegaan dat geen rekening mag worden gehouden met nationale voorschriften die de verzekeringsplicht afhankelijk stellen van territoriale voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de woonplaats van X. Dit geldt bij de beantwoording van de vraag of de wetgeving van de vestigingsstaat van de werkgever al dan niet voorziet in aansluiting van de werknemer bij een stelsel van verplichte verzekering. X is niet verzekerd voor de AOW. De overige klachten die X aanvoert kunnen ook niet tot cassatie leiden. Dit zijn namelijk procedurele vragen waarover de Hoge Raad geen oordeel kan geven. Het beroep in cassatie van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene Ouderdomswet artikel 6

Algemene Ouderdomswet artikel 6A

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 artikel 24

Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels artikel 11

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Europees belastingrecht, Internationale sociale zekerheid, Sociale zekerheid algemeen, Premieheffing

Editie: 8 december

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

49

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen