X is vanaf 2004 werkzaam als directeur van een ziekenhuis. X en zijn werkgever hebben het dienstverband in 2009 met wederzijds goedvinden beëindigd en hij ontvangt daarna wachtgeld. Volgens de cao is de hoogte van het wachtgeld afhankelijk van de inkomsten die X elders genereert. X is verplicht het ziekenhuis daarover actief te informeren. Het recht op wachtgeld vervalt als X weigert aan deze verplichting te voldoen. In 2020 wordt door een scheidsgerecht vastgesteld dat X zich niet heeft gehouden aan de inlichtingenplicht jegens zijn voormalige werkgever. Hij heeft namelijk als UBO van diverse LTD's inkomsten voor interim werkzaamheden ontvangen en deze zijn niet gemeld. X moet daarom ruim € 1 miljoen aan de werkgever betalen, bestaande uit onder meer wachtgeld, pensioenpremie, schadevergoeding, kosten beroepsinstantie, kosten rechtsbijstand en de wettelijke rente over alles. X verantwoordt dit bedrag als negatief loon in zijn aangifte IB/PVV 2020. De inspecteur neemt alleen de bedragen die zien op de terugbetaling van het wachtgeld en op de terugbetaling van pensioenpremie en ZVW als negatief loon in aanmerking. De overige bedragen neemt de inspecteur niet als negatief loon in aanmerking.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de betaalde schadevergoeding, kosten beroepsinstantie, kosten rechtsbijstand en de wettelijke rente hierover niet als negatief loon in aanmerking kunnen worden genomen. Er is namelijk geen causaal verband met de eerdere dienstbetrekking. De verplichting ten aanzien van deze betalingen vindt haar oorsprong in het onrechtmatige handelen van X en het Burgerlijk wetboek (art. 6:119 BW). De verliesvaststellingsbeschikking van 2020 is dus niet te laag vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.81
Instantie: Rechtbank Gelderland
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Editie: 29 september
Informatiesoort: VN Vandaag