X werkt fulltime in loondienst bij de brandweer en start in 2008 activiteiten op het gebied van licht- en geluidstechniek. In zijn aangiften IB/PVV over 2014 tot en met 2017 geeft X structureel negatieve resultaten aan als resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op voor 2014 en 2015 en reguliere aanslagen voor 2016 en 2017, en brengt belastingrente in rekening. In geschil is of X met zijn nevenactiviteiten in de jaren 2014 tot en met 2017 een bron van inkomen heeft en of de inspecteur het vertrouwensbeginsel schendt door navordering.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij met zijn activiteiten in de relevante jaren een objectieve voordeelsverwachting heeft. Het hof stelt vast dat X na 2011 nauwelijks omzet heeft behaald en geen onderbouwde inspanningen heeft geleverd om klanten te werven. Persoonlijke omstandigheden en marktomstandigheden verklaren het structurele verlies niet afdoende. Het hof verwerpt het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat het volgen van verliesgevende aangiften geen in rechte te honoreren vertrouwen schept. De inspecteur mag navorderen en de negatieve resultaten zijn niet aftrekbaar. Het principale hoger beroep van de inspecteur is gegrond, het incidentele hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag