Uit een naar X ingesteld onderzoek concludeert de inspecteur dat X vanuit Nederland natuurlijke personen, die geen zichtbaar vermogen hebben, faciliteert bij het doen van luxueuze uitgaven, waaronder auto’s en horloges. Dit geschiedt via verschillende Duitse vennootschappen en genereert volgens de inspecteur inkomsten voor X. Daarnaast geniet X volgens de inspecteur inkomsten uit BTW-carrouselverkeer-gerelateerde transacties. Omdat X deze inkomsten niet heeft aangegeven, legt de inspecteur (forse) IB-(navorderings)aanslagen op aan X. X is het hier niet mee eens en stelt onder andere dat hij inwoner is van Spanje. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in Nederland woont en door de inspecteur terecht als binnenlands belastingplichtig is aangemerkt. De rechtbank vermindert vervolgens de IB-navorderingsaanslagen 2013 en 2014 nog wel omdat de inspecteur van een te hoog ROW is uitgegaan.
Hof 's-Hertogenbosch bevestigt het oordeel van de rechtbank dat X inwoner is van Nederland, maar vermindert de IB-(navorderings)aanslagen uiteindelijk wel. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat de BTW-carrouselfraude voor X inkomsten heeft opgeleverd. Hij maakt weliswaar inzichtelijk dat BTW niet is afgedragen, en dat sprake was van BTW-fraude, maar een en ander onderbouwt nog niet dat de niet afgedragen BTW aan X als inkomen is toegekomen. Ook maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de inkomsten die zijn verdiend met het faciliteren van luxe uitgaven door derden die geen zichtbaar inkomen of vermogen hebben, rechtstreeks door X zijn genoten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting
Editie: 4 juli
Informatiesoort: VN Vandaag