Op 8 november 2024 wijst X Hof ’s-Hertogenbosch erop dat in de uitspraak van 30 oktober 2024 niet is beslist op zijn verzoek om ISV. Op 18 december 2024 vult het hof de uitspraak via een hersteluitspraak aan met een veroordeling van de Staat tot vergoeding van € 1000 aan ISV en een proceskostenvergoeding ten laste van de Staat. Inmiddels heeft X echter al cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van 30 oktober 2024. Later schrijft hij dat hij ook cassatie instelt tegen de hersteluitspraak. De griffie van de Hoge Raad laat weten dat dit wordt aangemerkt als een nader stuk in de reeds lopende cassatieprocedure.
Advocaat-generaal Koopman overweegt dat de rechter niet bevoegd is om via een hersteluitspraak “gewone fouten” te herstellen, zoals het volledig nalaten te beslissen op een verzoek om ISV en proceskostenvergoeding. Het toepassingsbereik van de hersteluitspraak is strikt beperkt tot kennelijke fouten, dat wil zeggen fouten waarover voor partijen en derden redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan. Een vergeten beslissing behoort daar niet toe. Het hof had de brief van X van 8 november 2024 daarom als cassatieberoep moeten doorsturen naar de Hoge Raad. Hoewel de hersteluitspraak inhoudelijk juist is, moet deze volgens de A-G in cassatie worden genegeerd. De A-G adviseert de Hoge Raad dan ook om X gelijk te geven op het punt van de ISV en proceskostenvergoeding. De klachten van X over de box-3-problematiek kunnen volgens de A-G geen doel treffen.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 5.2
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingrecht algemeen
Editie: 2 december
Informatiesoort: VN Vandaag