X en Y bezichtigen een woning met bedrijfsgebouwen en cultuurgrond, waarin een dierenpension is gevestigd. Tijdens de bezichtiging constateren zij een penetrante geur. Zonder bouwkundige keuring of nader geuronderzoek ondertekenen zij het koopcontract. Bij levering verklaren zij de woning als hoofdverblijf te gebruiken en passen het 2%-tarief toe voor de woningwaarde en 8% voor de overige onderdelen. Kort daarna adviseert een aannemer dat het verhelpen van het geurprobleem minimaal € 50.000 tot € 75.000 kost zonder succesgarantie, waarna X en Y besluiten tot directe sloop van de woning. Zij gaan in een tijdelijk woning op het terrein wonen. De inspecteur legt zowel aan X als Y een naheffingsaanslag OVB op naar het 8%-tarief voor de woning met verzuimboetes van 10% over het nageheven bedrag. In geschil is of het geurprobleem in de woning een onvoorziene omstandigheid vormt die toepassing van het 2%-tarief overdrachtsbelasting rechtvaardigt.
Rechtbank Noord-Nederland stelt vast dat X en Y vóór aankoop bekend waren met het geurprobleem en geen nader onderzoek deden, terwijl dat wel van hen mocht worden verwacht. De gevolgen van de geur waren voorzienbaar en vallen niet onder “onvoorziene omstandigheden” van art. 15a lid 5 WBR 1970. Er is geen sprake van een pleitbaar standpunt. Hierdoor geldt het 8%-tarief en zijn de naheffingsaanslagen en verzuimboetes terecht opgelegd. De beroepen zijn ongegrond.
Wetingang:
Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 14
Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 15A
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Editie: 15 december
Informatiesoort: VN Vandaag