Ondernemingen in de zeescheepvaart worden volgens de staatssecretaris door de voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel niet onredelijk geraakt. Wel heeft Nederland binnen het Inclusive Framework (IF) opnieuw aandacht gevraagd voor het belang van een industriespecifieke uitleg voor het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid. Het inkomen op basis van reële aanwezigheid is geen onderdeel van de grondslag voor de bijheffing en wordt bepaald aan de hand van loonkosten en materiële activa in de staat van de groepsentiteit. Voor ondernemingen die gezien de aard van hun bedrijfsactiviteiten wereldwijd actief zijn kan dit lastig zijn om te bepalen. Een eventuele unilaterale aanpassing van de vrijstelling voor internationale scheepvaart zou een averechts effect hebben op de werking van Pijler 2 en afbreuk doen aan het creëren van een gelijk speelveld.
Verder is het tijdspad voor een geschilbeslechtingsmechanisme rondom Pijler 2 nog onduidelijk. Op dit moment wordt er gewerkt aan de uitwerking en richten de discussies zich op de mogelijke vormgeving van een dergelijk mechanisme. Ook wordt er onderhandeld over het ‘Side-by-side-systeem’, na de teruggetrokken toezegging van de VS. Dit systeem kan een stelsel dat een minimumniveau van belasting waarborgt onder voorwaarden erkennen als equivalent voor de toepassing van Pijler 2. Nederland heeft hierbij oog voor de risico’s met betrekking tot het gelijke speelveld.
Wetingang:
Rubriek: Minimumbelasting, Internationaal belastingrecht
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 16 december
Informatiesoort: VN Vandaag