De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte niet kenbaar in haar oordeel heeft betrokken of de inbreuk op het verschoningsrecht ten aanzien van de onder X inbeslaggenomen stukken en gegevensdragers niet verder gaat dan strikt nodig voor het aan het licht brengen van de waarheid van feiten.

Klager X is notaris en wordt door de FIOD verdacht van het medeplegen van witwassen, het niet voldoen aan zijn meldingsplicht en de deelname aan een criminele organisatie. X zou namelijk vanaf 2014 betrokken zijn geweest bij tientallen verdachte vastgoedtransacties. Het betreft veelal ABC(D)-transacties met grote, onverklaarbare prijsverschillen en de aangekochte panden zijn door derden gefinancierd. Op de derdenrekening is te zien dat niet bij de leveringen betrokken personen en bedrijven voor de aangekochte panden betalen en dat later vanaf deze rekening onder andere zaaknummers aan- en verkoopbedragen terug worden betaald. Op 31 oktober 2021 zijn op zijn kantoor en in zijn woning voorwerpen – schriftelijke stukken, een server van een computer en een iPhone – in beslag genomen. X doet een beroep op zijn verschoningsrecht. In geschil is of de Rechtbank Noord-Holland de behandeling van het klaagschrift van X had moeten aanhouden en de stukken deels in handen van de rechter-commissaris moeten stellen en of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de doorbreking van het verschoningsrecht ten aanzien van de inbeslaggenomen administratieve stukken is beperkt tot het strikt noodzakelijke.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte niet kenbaar in haar oordeel heeft betrokken of de inbreuk op het verschoningsrecht ten aanzien van de onder X inbeslaggenomen stukken en gegevensdragers niet verder gaat dan strikt nodig voor het aan het licht brengen van de waarheid van feiten. Daarbij is van belang dat (i) de rechtbank wel nadere vaststellingen heeft gedaan over “in het bijzonder” de bij de medeverdachten inbeslaggenomen stukken, maar niet specifiek voor wat betreft de onder de klager inbeslaggenomen stukken, en (ii) de rechtbank ten aanzien van (de kopieën van) de onder de X inbeslaggenomen server en iPhone heeft vastgesteld dat filtering van de betreffende gegevens door de rechter-commissaris nog niet heeft plaatsgevonden. Na terugwijzing zal de rechtbank, als de rechter-commissaris niet inmiddels ook ten aanzien van de betreffende stukken en (kopieën van) de server en de iPhone een beschikking op de voet als bedoeld in art. 98 Sv heeft gegeven, de zaak in handen van de rechter-commissaris moeten stellen. Volgt (partiële) vernietiging en terugwijzing.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Strafvordering 552a

Wetboek van Strafvordering 98

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Strafrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Juridische beroepen

Editie: 27 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

369

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen