X heeft een eenmanszaak en doet ondanks uitnodiging daartoe geen BTW-aangifte. Naar aanleiding van een systeemaanslag naar een geschat bedrag, levert X alsnog een ingevuld aangiftebiljet in. Uit deze aangifte volgt dat X per saldo recht heeft op een teruggaaf. Volgens de inspecteur staat onvoldoende vast op welke werkzaamheden de betreffende facturen zien en of X aftrekgerechtigde prestaties verricht. In geschil is de uiteindelijke naheffingsaanslag, waarbij de aftrek van voorbelasting is geweigerd. Volgens Hof Den Haag is het aannemelijk dat X voldoet aan de materiële vereisten voor het recht op aftrek. De Staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X geen aangifte heeft gedaan, zodat het hof de bewijslast ten nadele van hem had moeten omkeren en verzwaren. De belastingrechter in feitelijke instantie moet de bewijslast namelijk omkeren en verzwaren, ongeacht het standpunt van procespartijen daarover, als de vaststaande feiten daartoe aanleiding geven. Het omkeren en verzwaren van de bewijslast maakt het uitoefenen van het recht op aftrek niet onmogelijk of uiterst moeilijk. De nationale regeling is verenigbaar met het EU-recht en is niet in strijd met de beginselen van gelijkwaardigheid, doeltreffendheid, evenredigheid en fiscale neutraliteit. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam om te beoordelen of X erin is geslaagd overtuigend aan te tonen dat en, zo ja, in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 25
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27H
Wet op de omzetbelasting 1968 artikel 15
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 22 december
Informatiesoort: VN Vandaag