Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar de kosten van de naheffingsaanslag onvoldoende onderbouwt. De naheffingsaanslag wordt verminderd tot alleen de parkeerbelasting.

Een parkeercontroleur constateert dat X geen parkeerbelasting heeft voldaan en legt een naheffingsaanslag op. De aanslag bestaat uit een bedrag aan parkeerbelasting en een bedrag aan kosten. X gaat in bezwaar. De heffingsambtenaar doet tweemaal uitspraak op bezwaar: de eerste keer op 23 oktober 2023 en de tweede keer op 22 mei 2024, waarbij het besluit inhoudelijk gelijk blijft. De heffingsambtenaar stelt dat in bezwaar € 5 kostenherstel heeft plaatsgevonden, maar onderbouwt dit niet in het dossier. X voert in beroep aan dat de kostenraming onduidelijk is en dat bepaalde verrekeningen niet op een wettelijke grondslag berusten. De heffingsambtenaar verwijst naar de tarieven- en kostentabel van de verordening parkeerbelastingen 2023, waarin alleen de overheadkosten zijn gespecificeerd. In geschil is of de kosten van de naheffingsaanslag deugdelijk zijn onderbouwd en rechtmatig zijn vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de kosten van de naheffingsaanslag te hoog zijn vastgesteld. De heffingsambtenaar maakt de kosten niet voldoende aannemelijk, omdat de tarieven- en kostentabel alleen de overheadkosten specificeert en geen inzicht biedt in de overige kostensoorten. Hierdoor is niet controleerbaar of alle opgenomen kosten samenhangen met het opleggen van de naheffingsaanslag. De rechtbank verklaart de tarieven- en kostentabel buiten toepassing en vermindert de naheffingsaanslag tot alleen de parkeerbelasting. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Gemeentewet artikel 225

Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen artikel 2

Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen artikel 3

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 17 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen