Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar te hoge kosten heeft berekend bij een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank verlaagt de aanslag tot het juiste bedrag op basis van de geldende verordening.

Op 19 mei 2023 staat de auto van X geparkeerd in een betaald parkeergebied zonder dat parkeerbelasting is voldaan. Een scanauto constateert dit en de heffingsambtenaar legt een naheffingsaanslag op, bestaande uit een bedrag aan belasting en kosten. Volgens de Verordening Parkeerbelastingen zijn de kosten lager dan het bedrag dat op de aanslag staat vermeld. X dient zelf bezwaar in en zijn gemachtigde dient aanvullend bezwaar in via e-mail aan het invorderingskantoor. De heffingsambtenaar wijst het bezwaar af, handhaaft de aanslag, maar kondigt aan een deel van de kosten te restitueren. De uitspraak op bezwaar wordt later aan de gemachtigde gestuurd. In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting tot een te hoog bedrag is opgelegd wegens onjuist berekende kosten.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de kosten van de naheffingsaanslag volgens de Verordening lager moeten zijn dan het bedrag dat op de aanslag staat vermeld. De heffingsambtenaar stelt dat restitutie van het te hoge bedrag voldoende is en dat het besluit niet is herroepen, omdat X nog steeds belastingschuldig is. De rechtbank verwerpt dit standpunt, omdat de uitspraak op bezwaar de te hoge aanslag handhaaft en de restitutie buiten de bezwaarprocedure het gebrek niet herstelt. De rechtbank verlaagt daarom de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag en vernietigt de uitspraak op bezwaar. Het beroep is ontvankelijk, omdat de bekendmaking aan de gemachtigde bepalend is voor de beroepstermijn.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Gemeentewet artikel 225

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Editie: 3 november

Informatiesoort: VN Vandaag

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen