X woont in 2020 in België en is voor 50% mede-eigenaar van een woning in Nederland. X is een kwalificerende buitenlands belastingplichtige en voor de woning is bij een Belgische bank een hypothecaire lening afgesloten. Volgens de jaaropgaaf van de bank heeft X in 2020 € 2223,60 rente betaald. X doet aangifte over 2020 en claimt aftrek voor dat gehele bedrag. Daarnaast stelt hij € 20.474 financieringskosten te hebben betaald en claimt hij recht te hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de lening kwalificeert als een eigenwoningschuld, zodat X als 50%-eigenaar € 1112 mag aftrekken. X maakt niet aannemelijk dat financieringskosten zijn betaald. De enkele stelling van X dat hij een minderjarig kind heeft, is voorts onvoldoende om de iack toe te kennen. Ondanks dat het beroep gegrond is, krijgt X geen proceskosten- en griffierechtvergoedingen. Pas in beroep heeft X de jaaropgaaf namelijk overgelegd, terwijl de inspecteur er al in de bezwaarfase om had verzocht.
Wetingang:
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.111
Wet inkomstenbelasting 2001 artikel 3.120
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.75
Algemene wet bestuursrecht artikel 8.76
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 2 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag