Aan X wordt in 2008 door haar ouders bij notariële akte € 22.379 uit vrijgevigheid schuldig erkend. In de aangifte schenkbelasting wordt gebruik gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling schenkbelasting. In juni 2017 ondertekenen X en haar ouders een overeenkomst waarbij zij de schenking met wederzijds goedvinden ontbinden. In 2018 en 2019 ontvangt X ten behoeve van haar eigen woning vijf schenkingen van in totaal € 100.800. In de aangiften schenkbelasting wordt een beroep gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de eigen woning. De inspecteur kent, vanwege de in 2008 toegekende verhoogde vrijstelling, de verzochte vrijstelling slechts gedeeltelijk toe. X gaat in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt, mede onder verwijzing naar het kennisgroepstandpunt van 30 mei 2023 (V-N 2023/30.17), dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de eerdere schenking wordt weggedacht en bij een latere schenking alsnog een geslaagd beroep kan worden gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X slechts recht heeft op een gedeeltelijke toepassing van de eigenwoningvrijstelling. Met de reeds in 2008 genoten eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling moet rekening worden gehouden. Het hof verwerpt daarbij de stelling van X dat de schenking uit 2008 van rechtswege is ontbonden omdat haar ouders geen rente hebben betaald over de schenking onder schuldigerkenning. Dit standpunt vindt namelijk geen steun in het recht. De schenkingsovereenkomst is niet van rechtswege ontbonden door het niet betalen van rente. Ook verwerpt het hof de stelling van X dat de schenking kon worden herroepen. De bevoegdheid tot herroeping van de schenkingsovereenkomst is namelijk niet bedongen. De opgelegde aanslagen zijn correct.
Wetingang:
Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting artikel 5
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Editie: 30 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag