De heffingsambtenaar stelt op grond van de Wet WOZ de waarde van een onroerende zaak van X vast en legt een aanslag onroerendezaakbelastingen op voor 2020. X gaat tevergeefs hiertegen in bezwaar en beroep. De gestelde gemachtigde van X dient op 4 mei 2023 hoger beroep in bij het hof en voegt een machtiging van 5 februari 2021 toe, waarin een algemene volmacht wordt verleend voor procedures betreffende lokale belastingen en WOZ-beschikkingen. Op 1 april 2025 verzoekt het hof de gemachtigde om binnen vier weken een recente machtiging of schriftelijke bevestiging van X te overleggen, omdat de overgelegde machtiging ouder is dan zes maanden en niet specifiek is voor de betreffende procedure. De gemachtigde levert de gevraagde stukken niet aan binnen de gestelde termijn maar komt wel opdagen voor de zitting op 8 mei 2025. In geschil is of het hoger beroep ontvankelijk is wanneer de gemachtigde geen recente, procedure-specifieke machtiging overlegt.
Hof 's-Hertogenbosch wijst op de bevoegdheid om een actuele machtiging te verlangen wanneer twijfel bestaat over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een gemachtigde. In diverse eerdere zaken van deze gemachtigde was er al twijfel. Omdat de gemachtigde de gevraagde recente machtiging of verklaring niet overlegt, concludeert het hof dat de gemachtigde niet bevoegd is om namens X hoger beroep in te stellen. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:108
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 25 juli
Informatiesoort: VN Vandaag