Drie Nederlandse rechtspersonen en vijf broers claimen valselijk het BTW-nultarief voor de leveringen van tientallen miljoenen euro’s aan metaalschroot naar het Verenigd Koninkrijk (toen nog EU-lid). De (rechts)personen zijn hiervoor door de strafrechter veroordeeld. Zowel X als zijn broers zijn veroordeeld tot 27 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, alsmede een boete van € 100.000 subsidiair 365 dagen hechtenis. Volgens Hof Amsterdam had X een sturende rol in de intra-EU BTW-fraude. Dit blijkt met name uit whatsappberichten. In cassatie stelt X dat voor het verlies van recht op aftrek van input-BTW en toepassing van het nultarief onvoldoende is dat ergens verderop in de handelsketen geen BTW is voldaan.
De Hoge Raad oordeelt dat er voldoende bewijs is voor het “onjuist of onvolledig” doen van de BTW-aangiften. De groep heeft zelf de BTW-fraude gepleegd, in die zin dat zij wist dat de vele verschillende Britse vennootschappen aan wie het nultarief werd gefactureerd niet aan hun daaruit voortvloeiende BTW-verplichtingen zouden voldoen. Het nultarief hadden zij dus niet mogen toepassen. Er zijn bewust facturen uitgereikt aan anderen dan de onbekend gebleven werkelijke afnemers (zie HR 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1096, onder 2.1.2 en 3). Het beroep is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Omzetbelasting, Strafrecht
Editie: 15 juli
Informatiesoort: VN Vandaag