X krijgt in 2018 van zijn werkgever een auto ter beschikking en beschikt over een verklaring geen privégebruik auto. X maakt in 2018 ritten naar een personal trainer (598 km) en naar een restaurant (198 km). X stelt dat het steeds om zakelijke ritten gaat. De trainingen zijn noodzakelijk vanwege zijn rugklachten en met zijn vriendin en stiefdochter voert hij in het restaurant zakelijke besprekingen. In geschil is de LB-naheffingsaanslag van € 4461, alsmede de 25% verzuimboete. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant bewijst X niet dat de ritten zakelijk zijn, mede vanwege de relationele verhouding van X met zijn gesprekspartners en het overheersende privé-element. De boete wordt ambtshalve gematigd met 10% wegens het overschrijden van de redelijke termijn. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat voor de ritten naar de personal trainer het privé-element overheerst. Fitnesssessies zijn namelijk goed zijn voor het algemeen welbevinden. Voor zover al moet worden aangenomen dat de sessies een gemengd karakter hebben, wordt overwogen dat deze autoritten alleen als zakelijk worden aangemerkt als zij niet zouden zijn gemaakt door iemand die wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert als X, maar die niet een dienstbetrekking zoals die van X vervult (zie HR 5 juni 1985, ECLI:NL:HR:1985:AW8259, BNB 1985/215). De verklaringen van zowel de stiefdochter als van de personal trainer dat altijd zakelijke onderwerpen werden besproken, komen woordelijk overeen zodat ze kennelijk zijn opgesteld door X zelf en dus een beperkte bewijskracht hebben. De stukken die de zakelijke relatie van X met hen zouden moeten bevestigen, zijn niet relevant omdat die ruimschoots van na 2018 dateren. X toont niet overtuigend aan de auto hoogstens 500 km's voor privédoeleinden is gebruikt. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Loonbelasting
Editie: 4 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag