Belanghebbende, X, parkeert zijn auto op een locatie in de gemeente Diemen waar de eerst twee uur gratis kan worden geparkeerd. De bepaling in de tarieventabel parkeerbelasting die dit regelt, luidt als volgt: “g. € 1,50 per uur. Daarbij is van toepassing dat de eerste twee uur gedurende een aangesloten periode niet in rekening wordt gebracht.” X heeft bij het begin van het parkeren geen parkeerapparatuur in werking gesteld. De heffingsambtenaar legt hem een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. X bestrijdt de naheffingsaanslag met als argument dat geen parkeerbelasting verschuldigd is aangezien hij niet langer dan twee uur heeft geparkeerd. Hof Amsterdam stelt hem in het ongelijk. Het hof overweegt dat X bij de aanvang van het parkeren geen parkeerapparatuur in werking heeft gesteld, zodat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden.

Advocaat-generaal Pauwels bespreekt de (on)mogelijkheid van naheffen van parkeerbelasting voor locaties waar het eerste uur of de eerste twee uur gratis geparkeerd mag worden. Volgens de A-G is art. 20 AWR leidend. Dat betekent dat alleen nageheven mag worden in gevallen waarin de parkeerbelasting die op aangifte behoort te worden voldaan niet is betaald (vgl. HR 11 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:346, BNB 2022/78). Het hof heeft de kwestie ten onrechte beperkt tot de vraag of voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, maar had dus ook moeten beoordelen of X parkeerbelasting verschuldigd was. In zoverre slaagt de klacht van X. Verwijzing kan achterwege kan blijven, omdat X voor het hof heeft gesteld dat niet langer dan twee uur is geparkeerd en de heffingsambtenaar die stelling niet heeft betwist. Uit de tarieventabel (die geen voorwaarde stelt voor het gratis parkeren de eerste twee uur) volgt dan namelijk dat X geen parkeerbelasting hoefde te betalen. Volgens de A-G kan de Hoge Raad de zaak zelf afdoen door de naheffingsaanslag te vernietigen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Gemeentewet 225