Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met het belang van X bij de trust. De trust kwalificeert namelijk als een afgezonderd particulier vermogen en X is één van de erfgenamen van vader en een begustigde van de trust.

De vader van X overlijdt in 2005. Naar aanleiding van het testament van vader wordt een trust opgericht. Na het overlijden van moeder in 2015 ontvangt X een bedrag dat wordt gestort in een beleggingsportefeuille. X geeft haar belang bij de trust en de beleggingsportefeuille niet aan in haar IB-aangiften. De inspecteur legt IB-(navorderings)aanslagen 2012 - 2019 met boetes op aan X. Hij houdt daarmee rekening met het belang van X, haar broer en, tot haar overlijden, haar moeder bij de trust. X is het daar niet mee eens. Zij wist namelijk niets van de trust. Verder stelt zij dat ook rekening moet worden gehouden met het belang van de kleinkinderen bij de trust.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met het belang van X bij de trust. De trust kwalificeert namelijk als een afgezonderd particulier vermogen en X is één van de erfgenamen van vader en een begustigde van de trust. Daaraan doet niet af dat X geen weet had van deze regeling dan wel dat deze werd ingevoerd en ook de ‘ins en outs’ van de (inrichting van de) trust niet kende. De rechtbank volgt vervolgens X in haar stelling dat de kleinkinderen ook erfgenamen/begunstigden van de trust zijn. Uit het testament valt namelijk niet af te leiden dat alleen X, haar moeder en broer de erfgenamen waren van vader. Met betrekking tot de hoogte van het aanwezige trustvermogen heeft de inspecteur zich volgens de rechtbank terecht gebaseerd op de uitkering die X in 2019 heeft ontvangen. X, de meest gerede partij om nadere informatie te verstrekken, heeft dat namelijk nagelaten. Dit betekent dat de (navorderings)aanslagen in stand blijven. Wel vernietigt de rechtbank de boetes. Dat X wel op de hoogte is van haar betrokkenheid bij de trust, betekent nog niet dat X er ook van doordrongen was dat haar aangiften een fout bevatten door haar aandeel in de trust niet te vermelden. Er is dan niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat X zich ervan bewust was dat zij het trustvermogen moest opgegeven in haar aangiften.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 16 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

312

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen