A-G Pauwels is van mening dat de delictsomschrijving van art. 67e lid 1 AWR - in tegenstelling tot die van art. 67d lid 1 AWR - niet aanknoopt bij een schending van de aangifteplicht. Uit de wetgeschiedenis volgt evenmin dat er een uitnodigingseis geldt.
X is van Poolse afkomst en werkt als zorgverlener in Nederland. Op 13 februari 2020 verstrekt de bank op verzoek van de inspecteur de financiële gegevens van X over vijf jaar. Uit deze gegevens blijkt dat X niet al zijn – deels contante – inkomsten heeft verantwoord. Over 2017 zijn vervolgens (navorderings)aanslagen in de IB-sfeer met een vergrijpboete opgelegd. X stelt in hoger beroep dat hij geen uitnodiging tot het doen van de aangifte heeft ontvangen, zodat de bewijslast niet kan worden omgekeerd (zie HR 5 juli 2019, 18/01961, V-N 2019/33.19). Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden maakt de inspecteur niet aannemelijk dat X is uitgenodigd om de aangifte te doen. Het maakt niet uit dat X kennelijk op 1 maart de vooringevulde aangifte heeft geopend en deze vóór 1 mei heeft ingediend. De Belastingdienst voert jaarlijks grote publiekscampagnes, zodat niet is uitgesloten dat X 'spontaan' aangifte heeft gedaan. De bewijslast kan dus niet worden omgekeerd en de boete moet worden vernietigd (vgl. HR 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1341, V-N 2022/42.17). X en de staatssecretaris gaan (incidenteel) in cassatie.
Advocaat-Generaal Pauwels is van mening dat de delictsomschrijving van art. 67e lid 1 AWR – in tegenstelling tot die van art. 67d lid 1 AWR – niet aanknoopt bij een schending van de aangifteplicht. Uit de wetgeschiedenis volgt evenmin dat er een uitnodigingseis geldt. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat als de bevoegdheid tot navordering bestaat, er ook een vergrijpboete kan worden opgelegd, mits sprake is van opzet of grove schuld. De bevoegdheid tot navordering is niet gekoppeld aan het feit dat de belastingplichtige eerder niet is uitgenodigd tot het doen van de aangifte. De eis geldt wel voor het opleggen van een (gelijkwaardige) boete op grond van art. 67d lid 1 AWR. Het toevallige moment waarop de inspecteur ontdekt dat de spontane aangifte onjuist is, is dus bepalend of een vergrijpboete kan worden opgelegd. Dit is systematisch wel vreemd,maar het is voldoende verdedigbaar. Vanaf 1 januari 2020 geldt weliswaar dat het doen van een spontane aangifte wordt aangemerkt als het op uitnodiging doen van aangifte, maar dat is niet op het onderhavige jaar van toepassing. De conclusie strekt tot gegrondverklaring van het incidentele beroep van de staatssecretaris. Het cassatieberoep van X wordt niet behandeld, omdat het verschuldigde griffierecht te laat is betaald.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 53
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Instantie: Hoge Raad (Parket)
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 8 juli
Informatiesoort: VN Vandaag