Naar aanleiding van een politie-inval waarbij € 253.000 aan contanten wordt aangetroffen legt de inspecteur IB-navorderingsaanslagen op aan X. X is het daar niet mee eens en stelt dat sprake is van een ambtelijk verzuim. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aan X opgelegde aanslagen berusten op resultaten uit het rapport van het boekenonderzoek. Een schatting gebaseerd op dergelijke concrete gegevens is in beginsel redelijk. Nu X verder ook geen inhoudelijke gronden aanvoert tegen de hoogte van de schattingen, volgt de rechtbank de berekeningen van de inspecteur. Verder stelt de rechtbank vast dat geen sprake is van een ambtelijk verzuim. De blote stelling van X dat de inspecteur voor het vaststellen van de aanslag al beschikte over feiten die aanleiding geven tot navordering, is daartoe onvoldoende.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur beschikt over het voor navordering vereiste nieuwe feit. De inspecteur kon volstaan met het raadplegen van het dossier van X. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden door X naar voren gebracht die tot de conclusie leiden dat de in zijn dossier aanwezige gegevens de inspecteur redelijkerwijs aanleiding hebben moeten geven tot een onderzoek in de dossiers van zijn vader en broer. De stelling van X dat de inspecteur reeds voor het vaststellen van de elementen van de primitieve IB-aanslag 2012 bekend was met relevante informatie die in acht had moeten worden genomen bij het vaststellen van deze aanslag, wordt dan ook verworpen. Nu de inspecteur zijn schattingen heeft gebaseerd op de uitkomsten van het boekenonderzoek, is sprake van een redelijke schatting. Daarbij is van belang dat de inspecteur is uitgegaan van concrete gegevens, zoals contante stortingen en de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 16