Hof Den Haag bevestigt het oordeel van Rechtbank Den Haag dat het overlijden van de gemachtigde van X niet leidt tot avas. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X heeft na herhaalde uitnodigingen, herinneringen en aanmaningen de aangifte IB/PVV 2017 te laat ingediend. De inspecteur legt daarop een verzuimboete op, welke bij uitspraak op bezwaar wordt gehandhaafd. X geeft aan dat de aangifte te laat is ingediend, omdat hij niet wist dat zijn gemachtigde was overleden. In beroep oordeelt Rechtbank Den Haag dat het overlijden van de gemachtigde van X niet leidt tot avas. De verzuimboete is terecht en niet te hoog vastgesteld. Verder vernietigt de rechtbank de uitspraak op bezwaar wegens schending van de hoorplicht, waarbij de rechtsgevolgen in stand blijven. Daarnaast kent de rechtbank een proceskostenvergoeding toe voor de bezwaarfase en het beroep. In geschil is of de verzuimboete terecht aan X is opgelegd en of de proceskostenvergoeding correct is vastgesteld door de rechtbank.

Hof Den Haag (V-N 2024/15.1.3) oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd en dat het bedrag van de boete passend en geboden is. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank dat het overlijden van de gemachtigde van X niet leidt tot avas. Met betrekking tot de proceskostenvergoeding oordeelt het hof dat de rechtbank ten onrechte een vergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend, omdat het bestreden besluit niet is herroepen. Het hof stelt de proceskostenvergoeding voor X in beroep daarom vast op een lager bedrag. X’ hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Algemene wet bestuursrecht artikel 7.15

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

29

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen