Advocaat-generaal Wattel concludeert dat met hetgeen X BV stelt de strekking van de doorkijkarresten te ver wordt opgerekt. Geen van de doorkijkjes die X BV voorstelt kan op de wettekst worden gebaseerd. Slechts één ervan kan worden gebaseerd op de doorkijkarresten.

Op 1 april 2014 houdt vader (indirect) de aandelen in B BV. B BV exploiteert een hotel. De onderneming wordt op die dag overgedragen aan belanghebbende, X BV. Vader en zijn twee zonen houden de certificaten van de stichting (STAK) die de aandelen X BV houdt via hun holdings. De onroerende zaken blijven achter bij B BV. Ze worden verhuurd aan X BV. Op 13 juni 2019 levert B BV de resterende certificaten in de STAK aan de holdings van de zoons en worden de aandelen B BV geleverd aan X BV. In geschil is of ter zake van deze transactie overdrachtsbelasting is verschuldigd. X BV beroept zich op de vrijstelling voor bedrijfsopvolgingen.Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat B BV een onroerendezaaklichaam is en geen belastbare onderneming drijft. De verkrijging van de aandelen B BV is dan ook terecht belast met overdrachtsbelasting. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat niet is voldaan aan de doeleis, omdat geen sprake is van een materiële onderneming in de vorm van de exploitatie van de panden. Ook is niet voldaan aan de bezitseis. Verder zijn de doorkijkarresten ook niet van toepassing. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X BV gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat met hetgeen X BV stelt de strekking van de doorkijk-arresten te ver wordt opgerekt. Geen van de doorkijkjes die X BV voorstelt kan op de wettekst worden gebaseerd. Slechts één ervan kan worden gebaseerd op de doorkijk-arresten. De A-G merkt daarbij op dat de doorkijk-arresten zien op het verkregen object, niet op de persoon van de overdrager of de verkrijger. Verder moeten zowel de overdrager als de verkrijger natuurlijke personen zijn. De A-G merkt verder nog op dat bij twijfel over doel en strekking van de wet en met name bij twijfel aan de rechtvaardiging voor een vrijstelling, het niet aangewezen is om die vrijstelling ruimer uit te leggen dan waartoe de wettekst noopt. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet op belastingen van rechtsverkeer artikel 15

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Editie: 16 september

Informatiesoort: VN Vandaag

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen