X ontvangt een uitnodiging en aanmaningbrieven voor het doen van aangifte IB/PVV 2020, waarbij de uiterste termijn op 16 augustus 2021 wordt gesteld. Zonder verzoek om uitstel dient X de aangifte pas op 29 augustus 2022 in, en geeft een inkomen van € 11.472 aan. De inspecteur legt op 9 mei 2023 de aanslag op naar € 13.472, samen met belastingrente en een verzuimboete. In beroep voert X aan dat de inspecteur de beslistermijn voor het bezwaar heeft overschreden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het niet doen van uitspraak op bezwaar binnen de geldende termijn geen wettelijke grond biedt voor het laten vervallen van belastingrente en verzuimboete. X kan in dat geval alleen een dwangsom vorderen door de inspecteur schriftelijk in gebreke te stellen. De verzuimboete is conform het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst opgelegd en geen sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank acht de boete passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond en de beschikkingen blijven in stand.
Wetingang:
Algemene wet bestuursrecht artikel 4.17
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 67A
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 7 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag